Vorige week deed ik mee aan een wedstrijd van Kaatje Chocolaatje; de Google gedichtenwedstrijd. En ik won! Met dit gedicht:
Kwanta
zit achter het raam, drie hoog
ziet de mensen niet meer
hun mogelijkheden vervoeren geen haar
in haar lijf
mijmert een gedachte
rond lichtdeeltjes en tijd
One Night’s Dance
Deze week mocht ik meewerken aan een ontzettend leuk project: One Night’s Dance. Dit is een jaarlijks terugkerend project van Dansateliers waarin vijf getalenteerde, jonge choreografen binnen korte tijd een nieuw stuk maken van zo’n 10 minuten. De werken worden gedurende twee weken acht keer getoond in een voorstelling.
Naast de dansen maakten dit jaar een fotografe foto’s van de repetities, een beeldend kunstenaar twee werken geïnspireerd door de dansen en werden Lotte Vermeulen en ik beide gevraagd in gedicht op de werken te reageren. Woensdag was ik aanwezig bij de doorloop waarna ik in één dag het gedicht ‘Iets meer niemand zijn’ schreef. Daarna droeg ik het deze drie avonden na de voorstelling (inclusief de première) voor.
Versles
Jonge man
leerde mij
in het kort
wijze les
over leven:
niet hopen
Ongehoord!
Afgelopen zondag was de uitreiking van de Rotterdamse dichtwedstrijd Ongehoord! Ik eindigde op de tweede plek met het gedicht ‘ 3025 AA tot 3026AN’. Super trots! Vandaag is mijn gedicht inclusief het juryrapport (jury o.l.v. Mark Boninsegna) gepubliceerd op de website van Wouter van Heiningen.
3025 AA tot 3026 AN
Tandir, Dubai, Diam
Torino, Tai Wah,
Ri Htim, Kousar, Kasabi
Warung Rilah, El Aviva,
Het Pijpenhuis, Shaami Huis, Eethuis Marrakech,
Huisarts Stam & Stronkhorst,
Lebara, Lebara, Lebara,
Lebara, Lebara, Lebara, Lebara,
Polski, Portuguesa,
HAS, Salan, Driouch,
Marokko, Delfshaven,
Andalus,
Vinodol, Wokki, Wibra,
Lebriz, Etos, Caftar,
De grootste slok,
Zeezicht,
Sidonia, Aan Zet.
Water
Stad was vol.
Met ellebogen werkten straten zich op tegen huizen.
Oorverdovend vergruizen van baksteen sloeg echoënd flat tegen flat.
Pogend hun groen te bewaken zogen parken zich vol
met bootcamps en bierfestivals.
Straatnaambordjes klampten zich vast
hun benarde positie bewakend, maar belandden
tevergeefs bedankt
in een steeg.
Roerloos lag water in haven
beraadde zich
en voor ze de volgende werd
pakte ze haar biezen
en vluchtte naar Oost-Groningen.
Dag lieve.
mijn tegel is drie vierkante m.
lang niet precies lang genoeg
pluizige bosjes bedden me in
de zomer kietelt mijn rug
in de winter mijn buik
voorzichtig peuter ik dan
met dunne, witte stralen
de kap van mijn kop
zonder kraken
til ik haar op een kier
en na jaren proberen
ontsnap ik van mijn zachte steen
spring ik zo de ruimte in
Vintage.
In april bracht Jacques van der Schans de bundel ‘Het Gezicht achter het Gedicht’ uit. Hij vroeg 23 dichters te schrijven over fotografie en maakte van de dichters een portret. Ik werd door Jacques benaderd om mee te werken aan dit project. Naast de bundel waarin zowel de gedichten als de foto’s te zien zijn, organiseerde hij een mooie expositie van de foto’s in Tilburg.
Vintage.
Een kort meisje beroert een anders stille
kamer. Met haar entrée wandelt een lichtstraal
door de kier van de deur en legt zich
over een heuphoge bijzettafel. Een enkele
fotolijst prijkt daar met zilveren rand op gehaakt
textiel. Het meisje staart met blauwe ogen,
maar dat doet niets voor de kleur. Zijn bewoner
lacht in zwart en wit, met strakke scheiding
in zijn glimmend haar. Zonder einde speurt
zij naar bevroren rimpels die ze zelf bedacht.
Er is niets buiten deze foto.
En de slecht belichte kamer doet de wereld
voor zoals die ooit was. In zwart en wit.
Dat hebben de camera’s destijds goed vastgelegd.
Amant.
naar Hans van Arp
ik wil alleen nog de dauw vermelden
die dagelijks het donker doopt met haar je ne sais quoi
geen schemerverschijnsel zo zacht
nog voor de wereld wakker werd
kleefde het gras aan mijn tenen
vulde ze mijn voeten
om vijf uur kledder vochtig
in de paarse waas van heide
hechtte ik mij ook aan haar
zuiver gemutst
Zolder.
Toch kijken we over de rand van het luikgat
al maar een paar keer in een mensenleven.
Op de tweede verdieping, waar we slapen
met logeren, opent het boven de overloop
hoe dan ook gevolgd door punctie van
een eindeloze trap. Het is niet tot papa
aan het touw bij het peertje trekt en mij met
grote vingers boven zijn hoofd zwaait
dat ik met ingehouden adem om me heen
tuur. Er is hier weer helemaal niets.