“Ik hoor het nog steeds. Hoor je dat? Ik ben benieuwd of je het op video hoort. Het is een soort geklik… Of getik…” het beeld toont een jonge man die, met een wenkbrauw opgetrokken, om zich een kijkt. Er is geen geluid dat tot tikken, klikken of zelfs druppen zou kunnen worden gerekend. “Maf, ik zie echt niet waar dit nou vandaan komt… Maar goed. Hoi allemaal; ik zei het net al, ik ben zojuist aangekomen in Vallstena. Dit is een minuscuul dorpje op het eiland Gotland in de Oostzee. Dit eiland hoort bij Zweden, maar heeft een geheel eigen cultuur…” Zichtbaar geïrriteerd kijkt hij weg van de camera. “Shit. Ik blíjf het maar horen, deze onzin verpest mijn video…” De lens keert van de man af. Het beeld draait ondersteboven en toont een glimp van een verlaten lobby. De aardetinten op de muur complimenteren het vaalrode vloerkleed en de houten incheckbalie. Snel daarna wordt de camera hoorbaar neergelegd en valt het beeld stil op de zijkant van een klassieke Chesterfield fauteuil.
Na een paar seconden zijn gedompte voetstappen te horen die telkens opnieuw afnemen en weer opzwellen in volume. Het beeld blijft stil. Tot het, heel langzaam en zonder aanwijsbare reden, een paar centimeter lijkt te verschuiven. Achter de Chesterfield wordt een lange, nauwe gang zichtbaar die uitkomt op een goud-koperen hek in wafelpatroon.
“Wat de… Hallo?” Voetstappen snellen dichterbij en de camera wordt ruw opgepakt. Door de snelheid van het rondzwaaiende apparaat is er niet veel meer te zien dan een scala aan licht gekleurde strepen. Plotseling is het gezicht van de man weer in beeld, dichtbij nu. Zo dichtbij dat er minuscule zweetdruppeltjes te zien zijn die ontsnappen uit zijn voorhoofd. Hij lijkt opgejaagd, geschrokken misschien. “Ik weet niet…”, klinkt het uit zijn mond. Zijn lippen rood en vochtig, alsof hij er zojuist hard in heeft gebeten. “Ok. Dit klinkt waarschijnlijk óf ontzettend creepy óf alsof ik het hier volledig aan het verliezen ben, maar… Ik ging net kijken waar dat geluid nou vandaan kwam en ik zou echt zweren dat er iemand van achter de balie naar me toe liep. Echt, daar liep gewoon iemand. Ik keer me weer om en er is niemand”. Langzaam draait het gezicht van de man weer weg en glijdt de camera langzaam langs een panorama van de lobby. Nog steeds uitgestorven. Opnieuw is daar het gezicht van de man, nu ruim passend in de lijst van de lens. “Misschien moet ik dit tot uitstellen tot…” tijdens zijn woorden kruipt een diepzwarte schaduw over de muur achter hem.
“Argh!”, hij gilt en met een doffe bonk valt de camera op het tapijt, gericht op het einde van de gang. De man rent de diepte in, smijt het hek opzij en vlucht naar binnen, gevolgd door een donkere gedaante. Schimmen vermengen zich in de verte en een oorverdovend gebonk versmelt met hoge belletjes, waarna de ruimte in zijn geheel in het plafond verdwijnt. Het beeld wordt zwart.
Geef een reactie